In 1982 begon ik met het schrijven van Solwaster (en over het zoute zand). De eerste dertig pagina's had ik in een week af, maar daarna werd het worstelen: schrappen, herschrijven, weer schrappen etcetera. Uiteindelijk legde ik in Florida, in 1992, de laatste hand aan de roman, terwijl de pelikanen in hun duikvluchten de vissen uit het water plukten en de bruinvissen dartel door de golven zwierden en keken of ik hen wel zag vanaf de boot waarop ik verbleef. In 1993 publiceerde Uitgeverij GRAM het boek.
Een jongen uit de kleine stad Den Helder gaat studeren in de grote stad Amsterdam en verzuipt daar. Na een mislukte liefde zwerft hij door Europa en het midden oosten. Daarbij is het volstrekt onduidelijk of de hoofdpersoon leeft in wanen of in (gedeeltelijke) realiteit. Hij vermoordt zijn vroegere vriendin, maar is dat echt zo of slaat zijn fantasie op hol?
Grappige anekdote: de eerste journaliste die mij kwam interviewen, schoot door de hal naar binnen en nam plaats op ruime afstand van mij. Zij had gedacht dat de schrijver zijn vrouw gedood had. Een en ander werd opgehelderd toen mijn toenmalige vrouw ons huis betrad.
De hitte zoog langzamerhand mijn bloed op. Wie weet, dacht ik, moet ik mijn energie efficienter gaan gebruiken.
Daarom beklom ik de berg niet, maar tilde hem op.
Daarom reden we, zo hard de brommer kon, naar mijn huis. Onze kleren smeten Arianne en ik op de vloer van mijn slaapkamer. Tijd om elkaar goed te bekijken namen we niet: we doken meteen op mijn twijfelaar. Geen woorden ook, vooral geen woorden. Woorden hadden we niet nodig. Woorden zouden niet toereikend geweest zijn.